De modi zijn toonreeksen, afkomstig van de oude kerktoonladders, die het weer hadden van de oude Grieken… die het weer… hmmm nou ja ? Als je de majeur toonladder kent, dan ken je ook alle modi. Een modus is namelijk niets anders dan diezelfde majeur toonladder, maar beginnend op een andere toontrap.Bijvoorbeeld: als je de toonladder van […]
Modi
De modi zijn toonreeksen, afkomstig van de oude kerktoonladders, die het weer hadden van de oude Grieken… die het weer… hmmm nou ja ?
Als je de majeur toonladder kent, dan ken je ook alle modi. Een modus is namelijk niets anders dan diezelfde majeur toonladder, maar beginnend op een andere toontrap.
Bijvoorbeeld: als je de toonladder van C speelt van g naar g, dan heet dat de myxolydische modus. Dat klinkt heel anders, dan wanneer je de ladder van c naar c speelt.
Op elke toontrap van de toonladder heb je op deze manier een modus. Als je op de Ie toontrap begint, dan kan je dat ook een modus noemen.
De namen van alle modi zijn:
Toontrap | Modus | Opmerking |
I | Ionisch | Of: majeur toonladder |
II | Dorisch | |
III | Frygisch | |
IV | Lydisch | |
V | Myxolydisch | |
VI | Aeolisch | Of: natuurlijke mineur toonladder |
VII | Locrisch |
Duidelijk wat de roots zijn van onze majeur en mineur toonladder.
Gebruik
Het lijkt wat nuttteloos al die modi, terwijl je toch al in die toonladder speelt. Tijdens het soleren is het ook niet praktisch om de hele tijd aan al die namen van modi te denken. Toch zit er wel een idee achter. Modi hebben te maken met de harmonieën van een muziekstuk.
Bijvoorbeeld: een stuk staat in toonsoort C en maat 1 is Cmaj7 en maat 2 is G7 (I V). Het tooncentrum van het stuk is de c. Je begint in maat 1 vanuit het tooncentrum te spelen. Zoiets als het begin van “Vader Jacob”: c d e c. Dat klinkt goed. Nu komt maat 2: het G akkoord. Speel je nu weer c d e c dan klinkt dat niet echt fout, maar het klinkt ook niet geweldig. Je speelt weliswaar in de juiste toonsoort, maar de melodie refereert te veel aan het tooncentrum van het stuk. G7 heeft zo zijn eigen tijdelijk tooncentrum: de g. Dit geldt voor elk akkoord in de toonladder.
Als je in maat 2 het melodietje naar g verschuift: g a b g, dan klinkt het veel beter. Je hoort dan aan de melodie dat er rekening gehouden wordt met de harmonie van het stuk.
Je hoeft niet persé op de grondtoon van het akkoord te beginnen, maar rekening houden met het tijdelijke tooncentrum van dat akkoord. Je kan in bovenstaand voorbeeld over G7 ook d f g d spelen. Dat werkt, omdat deze tonen ook in het G7 akkoord zitten. Of b c d b kan ook heel goed… of… nog vele andere mogelijkheden. Experimenteer zelf maar.
Dus zonder moeilijk te doen over allerlei modi en hun namen: je solo krijgt meer structuur… meer verhaal als je rekening houdt met de akkoorden en hun tijdelijke tooncentrum, dan wanneer je alleen maar vanuit het tooncentrum van het stuk (de tonica) denkt.